Southland, West Coast & Christchurch
06 Februari 2014 | Nieuw Zeeland, Christchurch
Als we Mieke en Dirk hebben uitgezwaaid in het ochtendzonnetje gaan we nog even terug naar bed. We doen alsof we thuis zijn, slapen uit, ontbijten rustig en gaan rond half elf weer op pad. Als we wegrijden, zien we aan de horizon de bergen van Fjordland. Een lint van witte topjes. Daar gaan we naartoe.
Het is een lange rit, maar het uitzicht wordt met de minuut beter. De bergen worden steeds hoger, steeds witter, steeds talrijker en steeds mooier. Naast de weg nu nog even eindeloos groene weiden met grote kudden schaapjes. En ook óp de weg een grote kudde. Het verkeer staat een paar minuten stil als de beesten luid blatend langstrekken, op weg naar vers gras. De herder rijdt er in zijn 4x4 achteraan, een paar honden op de achterbank voor wanneer een schaap achterblijft of verdwaalt.
In Te Anau gooien we de tank nog even vol, want de eerstvolgende nederzetting daarna is Milford Sound, aan het eind van de weg, 120 kilometer verderop. Met een volle tank en een verse zak drop rijden we vervolgens van het ene schitterende vergezicht, via het zoveelste mooie doorkijkje naar het volgende verbluffende panorama. De weg slingert door de bergen. Links van de weg ligt Fjordland. Er gaan geen wegen die kant op, als je er wilt komen moet je lopen. Behoorlijk ontoegankelijke wildernis en dus prachtig, ook vanaf de zijlijn.
Eind van de middag bereiken we ons plekje voor de nacht. Op Knobs Flat, een vlakte tussen de bergen, halverwege de route, staan een paar huisjes. Wij hebben nog net de laatste kunnen boeken. Er zijn opvallend weinig accommodaties hier in de streek, los van zeer primitieve campings en hutten langs de wandelpaden en een onbetaalbare lodge in Milford. Voor morgen moeten we nog iets zien te vinden, misschien dan toch een camping zonder douche. Maar vanavond dus een eenvoudig hutje, maar wel van alle gemakken voorzien.
We willen na het inchecken door naar Milford Sound, want nu schijnt de zon nog en voor morgen is regen voorspeld. Helaas is de tunnel verderop vanavond afgesloten, dus doorrijden heeft geen zin. De allervriendelijkste eigenaar van de huisjes raadt ons aan dan maar 'even' naar de Key Summit te lopen. Uurtje heen, uurtje terug, prachtig uitzicht en het wordt pas om tien uur donker ...
We besluiten dat we daar vandaag de benen niet voor hebben en stellen de wandeling uit tot morgen. In plaats daarvan rijden we naar een kampement verderop dat niet in de grote reisgidsen staat. Wie weet hebben ze nog een hutje vrij. En dat hebben ze!
Terug op Knobs Flat maken we een wandelingetje naar de waterval vlakbij. Een smal paadje door het bos. Een omgevallen boom dient als brug over het riviertje. De bosgrond veert onder onze voeten. Oranje pijltjes wijzen de weg naar de bron van het geruis. Ineens, om de hoek, achter een dikke boom, de waterval. Een heerlijk plekje in het bos. Niet groots en meeslepend, maar dat is ook wel eens leuk.
25 Januari
We staan een beetje op tijd op, want we willen naar Milford Sound rijden voordat de zogenaamde Queenstown Tsunami aankomt. Duizenden toeristen in tientallen bussen die in vier uur heen en vier uur terug naar de onvermijdelijke boottocht rijden, langs allerlei verplichte fotoplaatsen. Waar wij overigens ook gewoon zijn gestopt voor een kiekje.
Om half negen rijden we weg van Knobs Flat. Tegen alle verwachtingen in schijnt de zon tussen de wolken door op de bergen. Fjordland in optima forma.
De rit naar het eind van de weg is onwerkelijk mooi. Eerst slingerend door het bos, langs meren met direct links en rechts van de weg steile, hoge bergen. Daarna, eenmaal over de pas, langs de bergwand naar beneden, met tussen de bomen door uitzicht op een eindeloze vallei met witte toppen rondom. Dan de tunnel, een paar donkere, natte kilometers bergaf, dwars door de berg heen. En dan, licht aan het eind van de tunnel. De wereld breekt open in een overdonderend spektakel van rotsachtigheid. Loodrechte wanden donkergrijs steen, honderden straaltjes zilverkleurig water druipen erlangs omlaag, op de toppen dikke pakken glimmend ijs, in de diepte een sappig regenwoud. In de verte meer van het geweldige zelfde. De weg duikt in een paar bochten naar beneden en laat ons alle hoeken van de ruimte zien. Om stil van te worden. Of om zachtjes bij te vloeken van ontroering.
Een half uurtje later zijn we bij Milford Sound. Een reeks parkeerplaatsen, een busstation en een terminal voor de rondvaartboten. Natuurlijk gaan wij ook een 'cruise' maken. We boeken er een die ietsje langer duurt dan alle andere, op een kleiner bootje dan alle andere. En we vertrekken over vijftien minuten, dus ook nog mooi vóór alle anderen.
Tweeëneenhalf uur varen we door de fjord. Het is continu oogstrelend mooi. Net zo mooi als Noorwegen, zeggen ze. Dat is natuurlijk heel fijn voor de Noren. Want sluierende watervallen, bergen die uit het water recht omhoog rijzen, rotswanden met sporen van koper en goud, beuken die zich vastgrijpen in het mos op de rotsen, zeehonden die lui liggen te zonnen, de steeds hogere golven van de Tasman Zee, en ... nou ja, en een paar rondvaartboten natuurlijk. En een paar 'scenic flights' boven je hoofd. En de onweerstaanbare neiging om elke minuut een foto te maken. Het is zo mooi dat we binnenkort zeker een keer naar Noorwegen gaan.
Weer aan land eten we een boterhammetje uit de kofferbak, wapperen we wat sandflies uit ons gezicht en gaan we snel weer op weg terug. We stoppen even bij een waterval die een bizar pad uit de rotsen gesleten heeft. En dan weer aan het eind van de tunnel om ook daar nog even goed rond te kijken. De parkeerplaats wordt bewoond door twee kea's. De olijfgroene bergpapegaaien zijn nergens bang voor. Zeker niet voor mensen. Ze fladderen om de wijzende toeristen heen, kruipen op en onder alle geparkeerde auto's en laten zich volop fotograferen. Hun groen met rode verenpak glanst van genot.
En weer door. Naar de parkeerplaats waar de wandeling naar de Key Summit begint. Het is het eerste stukje van de Routeburn Track, een van de negen Great Walks. Op de parkeerplaats dan ook een komen en gaan van respectievelijk frisse en onfrisse wandelaar met zware rugzakken. Met onze dagrugzakjes gevuld met regenjassen en mueslirepen gaan we op pad. Eerst drie kwartier door het bos, gestaag omhoog. Daarna, als de bomen het al hebben opgegeven, over de grassige berg steil omhoog. Het eind van de dag nadert en in de verte zien we het slechte weer al dichterbij komen. De wind is al op volle sterkte en blaast hard tegen de berg op. Op het smalle paadje moeten we een beetje wijdbeens lopen om niet omver geblazen te worden.
Vanaf de top hebben we uitzicht rondom. En ja, dat is precies zo mooi als je op die plek zou verwachten. Ongerepte bergen van voor naar achter, van links naar rechts. Glinsterende riviertjes en meertjes in de diepte. Gletsjers in de verte. En een angstaanjagende wind die ons snel weer naar beneden stuurt.
Onderweg naar Gunns Camp komen we nog langs een bijzonder wild kolkende rivier. Het eerste stuk van de wandeling langs de rivier naar het meer erboven schijnt bijzonder mooi te zijn. Dat kan er ook nog wel bij. Op onze laatste benen lopen we een stukje omhoog. De rivier klotst beestachtig over de rotsen. Voor de lol gooien we een stokje in het water. Dat wordt opgeslokt. Een grotere stok dan. Die komt verderop klem te zitten. Een hele tak van een boom dan? Die wordt opgevreten door het witte water en een stuk verderop in vier stukken uitgespuugd. Daarna gaat het met een rotvaart naar beneden, duikelend en stuiterend, meer onder water dan erboven. Natuurgeweld om niet mee te spotten.
En dan eindelijk, volledig verzadigd en uitgeput, komen we aan bij ons hutje langs de rivier. Gunns Camp was ooit, in een andere tijd, de uitvalsbasis voor de mannen die een weg gingen bouwen langs de Hollyford River, naar Martins Bay, alwaar een haven gebouwd zou worden. De haven kwam er niet en de weg is nog steeds niet af. Road to Nowhere dus. Waar hebben we dat eerder gehoord?
Davey Gunn bleef als enige over in het kamp en maakte er toch wat van. Hij boerde, organiseerde paardrijreisjes en hield eenzaam stand in de wildernis. Een man van staal, zoals ze tegenwoordig niet meer gebouwd worden. Op een ongelukkige kerstdag in 1955 struikelde zijn paard in de rivier. Davey werd meegesleurd en nooit meer teruggevonden. Een jongetje van twaalf overleefde het ongeluk ook niet.
De zoon van Davey zette het kamp voort, en nu is er een stichting die de boel in leven houdt. Schoolklassen mogen er gratis logeren. Toeristen moeten betalen, maar zitten dan wel in een onvervalst stukje historie, in een aftands hutje, tussen de sandflies, maar met een houtgestookte hete douche, een ruime keuken, een museum en een kampeerterrein vol flauwe grappen. Oh ja, op een schitterend plekje lang de Hollyford River, die nog altijd ongetemd langs de weg buldert.
26 Januari
We worden wakker in typisch Fjordlandweer. Miezerende regen, laaghangende wolken, wind, prima weer om Fjordland te verlaten dus.
We rijden tegen de stroom toeristen in terug naar Te Anau en zoeken daar een kop koffie met wifi. Online zoeken we een verblijfplaats in de buurt van Queenstown. We vinden een lodge in Kinloch, een prima uitvalsbasis voor de wandeling van morgen.
De rit gaat verder zonder al te veel verheffend uitzichten. Guus slaapt en Jur laat de cruise control het werk doen. Tom Waits houdt de stemming erin.
Als we langs het Lake Wakatipu rijden, klaart het gelukkig een beetje op. Het meer is bleek blauw, de bergen eromheen mysterieus mistig. Mooi, dat zeker, maar de grootse schoonheid waar we over gelezen hebben ontbreekt vandaag. Niet getreurd, we blijven nog even en hebben dus nog een herkansing,
De lodge ligt een uur voorbij Queenstown, ver van alle adrenaline-toerisme, aan de overkant van het meer, aan het eind van een onverharde weg. Vanaf de veranda zien we hoe een lichtbruine rivier het lichtblauwe meer in stroomt. Twee kleuren golven klotsen tegen elkaar in de wind en mengen langzaam, als dikke verf. De wolken trekken een beetje op en aan de overkant van het meer komen een paar bergen tevoorschijn. Morgen wordt het goed weer, schijnt het. Dan zal het wel nóg mooier zijn.
27 Januari
Vandaag doen we het eerste stuk van de Routeburn Track. De wandeling naar Key Summit was het laatste stuk van de track, dus zo doen we hem bijna helemaal. Het is een stralende zomerdag, mooier hadden we hem niet uit kunnen zoeken.
Vanaf de parkeerplaats gaat het pad over een hangbrug over de Routeburn Rivier. Lichtblauw water klotst wit over de rotsen. Daarna gaat het pad het beukenbos in en loopt het lang parallel aan de rivier. Tussen de beuken is het hele bos bedekt met mos. Op de rotsen, op de bomen, op de grond, aan de takken, op de omgevallen bomen, overal een dik tapijt mos. Mos in alle soorten en maten en in allerlei kleuren groen. Op sommige stammen zien we minstens vijf soorten naast en door elkaar groeien.
En als er geen mos groeit, dan groeit er wel een varen. Of een hele bos varens. En daartussen dus vooral beuken. Grote, dikke bomen die zich staande weten te houden op de rotsen langs de rivier. En in de diepte naast het rotsige zandpad stroomt de rivier over rotsblokken die groter zijn dan de gemiddelde camper.
Na bijna twee uur gestaag bergop wandelen bereiken we de Flats. Vanaf de hut aan de rand van het bos kijken we uit over een grassige vlakte waar de rivier kalm doorheen meandert. Aan de rand van de vlakte steken de bergen steil omhoog. Een waterval stort zich in de verte van grote hoogte naar beneden. Hoog op de berg aan het eind van het dal ligt het eeuwige ijs lekker in het zonnetje te glimmen. We eten een boterham, nemen een slok water, zuchten eens diep en gaan daarna snel verder.
Verder omhoog, een stuk steiler dan het eerste deel van de route. Tussen de bomen door kijken we neer op de vlakte of omhoog naar de omringende toppen. Een paar hangbruggen over diepe kloven, een paar waarschuwingen voor vallende rotsen, een paar passages die recent weggespoeld zijn, maar verder een heerlijk rustgevende wandeling. Gaandeweg steeds minder mos, varens en beuken, en steeds meer rots. Tot we de waterval bereiken en vanaf het terras van de tweede hut kunnen genieten van een fenomenaal uitzicht over het dal. De vlakte in de diepte, een lichtblauw lint kringelend in het gele gras. Vanaf deze hoogte zien we nog meer toppen om ons heen dan beneden. Het wordt steeds mooier.
Nog een slokje water dan maar, en een mueslireepje, en dan snel verder omhoog. De waterval dendert in een paar stappen naar beneden, spetterend van poel naar poel. We klauteren over grote rotsblokken omhoog. Er is een soort trapleuning gemaakt, maar de trap ontbreekt nog. Goed vasthouden dus en vertrouwen op de anti-slipzolen van de schoenen.
Bovenaan de waterval komen we uit in een soort vallei bovenop de berg. Een kring van puntige toppen rondom een vallei met stug gras en vettige planten op een bedje van rondgeslingerd puin. De rivier, hier meer een stevige beek eigenlijk, slingert van het eind van de vallei naar ons toe. Hoe het pad verdergaat en waarnaartoe is niet duidelijk. We gaan gewoon stap voor stap verder, we zullen uiteindelijk de pas wel bereiken.
Het wordt steeds moeilijker lopen. Grote rotsblokken liggen schots en scheef. Oranje pijltjes wijzen de weg omhoog. Richting nog een reeks watervallen en het verborgen blauwgroene meer daarboven. Langs de rotswand, steeds verder omhoog. En nog verder. Tot we, na bijna vijf uur wandelen, de pas bereiken. Aan twee kanten kijken we uit over de bergen. Witte toppen tot aan de horizon, van links naar rechts. We lopen nog een klein stukje verder en bereiken dan Harris Saddle, het doel van de dag. De nóg steilere klim naar het nóg hogere Conical Hill laten we voor wat hij is. Het is mooi zo. Schitterend zelfs. Prachtige wandeling, fantastisch landschap, briljant uitzicht. De hoogste tijd voor de lunch. Het is inmiddels half vier.
Na een half uurtje eten, kijken en fotograferen gaan we terug. De terugweg zou sneller moeten gaan, want bergaf, maar op de onregelmatige rotsgrond is van lekker doorlopen geen sprake. Het gaat niet veel harder naar beneden dan naar boven.
Het eerste stuk, bovenop de berg, genieten we nog volop van het uitzicht. Maar eenmaal terug in het bos begint de vermoeidheid zich te wreken. Het laatste stuk, van de vlakte naar de auto, duurt langer dan gehoopt. Er komt geen einde aan. We lopen op onze laatste benen. Strompelend. Zwalkend over het pad. Zwijgend, want we zijn aan het overleven.
Om half acht zijn we bij de auto. Moe, maar zeer voldaan. Een schitterende wandeling. Volgende keer weer, maar dan beginnen we iets vroeger.
Als we aankomen bij de lodge vragen we of we nog kunnen eten in het restaurant. Helaas, de kok is al naar huis, dus we zullen toch echt zelf moeten koken. We snijden alles zittend aan tafel. Staan aan het aanrecht is teveel gevraagd. Morgen misschien toch maar géén wandeling.
28 Januari
Als we in de ochtendzon langs Lake Wakatipu terugrijden naar Queenstown krijgen we alles wat we twee dagen eerder gemist hebben. Knalblauw water en overal bergen met sneeuw op de kop. Schitterend. We moeten regelmatig stoppen om tóch nog even een fotootje te maken. Dat blauw verveelt niet snel. En die bergen ook niet, trouwens.
In Queenstown zijn de terrassen vol. Op het meer varen de jetboten af en aan, ongegeneerd herrie makend en pirouetten draaiend. Parachutes hangen in de lucht, helikopters maken scenic flights, de kabelbaan gaat op en neer, zonnebrillen flaneren op de boulevard, een paar jongens in felgekleurde zwembroeken spelen beachvolleybal, een oude hippie speelt gitaar, kortom, het is een heel normale dag in Q-town.
Wij doen koffie met wifi en zien dat de veiling van onze kampeerspullen met groot succes is afgerond. We krijgen meer dan de helft van het geld terug, volkomen terecht, maar toch fijn. Om dat te vieren geven we een deel van het geld meteen maar weer uit aan nieuwe inlegzolen en een transportzak voor de rugzak. En daarna nog wat gewone boodschappen voor het eten.
Halverwege de middag rijden we naar de Remarkables. Het ski-oord ligt een paar kilometer van Q-town op een berg. De onverharde weg omhoog schijnt weergaloze uitzichten te bieden. En dan is er, als klap op de vuurpijl, bovenop nog een wandeling naar nóg hoger, alwaar je helemaal ogen tekort komt.
Daar blijkt niets van gelogen. De weg loopt van de ene haarspeldbocht naar de ander, snel omhoog langs een steeds kalere berg. De zon schijnt hard op de warme stenen, achter de auto hangen dikke stofwolken in de lucht. En hoe hoger we komen, hoe verder we kunnen kijken.
Het ski-oord is, zoals dat hoort, een vrij lelijke plek hoog op de berg. Zonder sneeuw is het pure landschapsverkrachting. Stilstaande liften, verlaten parkeerplaatsen, vangnetten langs de afgrond, wachtend tot het weer winter wordt. Zware machines zijn op allerlei plekken bezig met het slopen van de berg voor nog meer pistes, nog meer liften en nog meer parkeergelegenheid.
Vanaf de parkeerplaats lopen we over een bijzonder steile weg verder omhoog. Zelf een 4x4 zou het hier zwaar hebben, zo steil en zo rotsig is het. Na een half uur wordt het nóg erger, het is een piste voor gevorderden, maar dan in het verkeerde jaargetijde en we gaan de verkeerde kant op. Zwetend ploeteren we voort.
Bij het eind van de skilift staat een bord. Links ervan begint een klein paadje naar het uitzichtpunt, althans, dat zegt de gids. Wij zien geen paadje, maar alleen losliggende, zwarte rotsen in de maten groot, middelgroot en jumbo. Wel zien we boven mensen op de kam lopen, maar hoe die er dan gekomen zijn? En het bord bij de lift zegt dat de 'lookout closed' is. Hebben we dan dat hele stuk voor niks omhoog gelopen?
Jur wil door. Hoe moeilijk kan het zijn? Een klein stukje nog klauteren, dat lukt toch wel? Guus durft niet. Stel je voor dat we een lawine veroorzaken? Dat bord staat er toch niet voor niets?
Na wat getwijfel gaan we toch. Guus voorop, voorzichtig, langzaam, steen voor steen, met trillende benen. Tot ze echt niet meer durft. Jur gaat verder, dan maar alleen, ook voorzichtig, maar vastberaden de top te halen.
Na vijf minuten 'rockhopping' komt hij tussen de grote brokken ineens een goed bewandelbaar paadje tegen. Zou dit hét pad zijn? Inderdaad. Hij loopt fluitend verder omhoog naar het uitzichtpunt.
Het uitzicht is overdonderend wijds. Het meer in de diepte is blauwer dan blauw, Queenstown en de buitenwijken zijn kleiner dan Madurodam, de rivieren grijsblauwe slierten in de bruine aarde. En verder staan er overal bergen, een eindeloze reeks witte koppen, met Mt.Cook als heerser tussen al zijn onderdanen.
Als alle foto's gemaakt zijn loopt Jur het pad terug omlaag. Het is het makkelijkste stuk van de hele route, het minst steil en het best begaanbaar. Alleen de laatste drie meter, vlak bij het bord naast de skilift, zijn de rotsen ongeordend en slecht begaanbaar. Vandáár dat we het pad niet herkend hadden!
Samen lopen we nóg een keer naar boven, zodat Guus ook even kan genieten van het uitzicht. En daarna helemaal naar beneden, over de zwarte piste, glijdend over het rotsgruis, tot aan de auto.
Het is al avond als we naar Wanaka rijden. Langs een ander ski-oord, ook weer van de ene haarspeld naar de ander, van vergezicht naar panorama. Wanaka is een heerlijk rustig stadje aan de rand van weer een ander blauw meer. Als we eindelijk gaan eten is het al donker. Het zijn lange dagen, maar het lukt niet om ze korter te maken. NZ is té groot en té mooi.
29 Januari
We gaan weer wandelen naar een gletsjer. De weg naar het begin van de wandeling is 32 km lang onverhard. Dat betekent dat hij heel hard is, maar ook heel hobbelig. Een eindeloos wasbord met her en der een kuil en hier en daar een grote steen. Al snel leren we dat hard rijden het meest comfortabel is. Dan vallen de bobbels wel mee, en is het alleen een beetje spannend als we slippen in de bocht of toch even hard moeten remmen voor een diepe kuil of een smal bruggetje.
De laatste kilometers moeten we ook nog een paar keer een stroompje oversteken, met de stadsauto over de keien door het snelstromende water. Gelukkig blijkt dat telkens toch niet al te diep en trekt onze blauwe vierwieler ons overal doorheen. We rijden door de Matukituki vallei, langs de Matukituki Rivier. En inderdaad Maurice, het is ont-zet-tend mooi.
Na 32 km afzien verwacht een mens weinig andere mensen aan te treffen, want wie is er nog meer zo gek? Maar nee, de parkeerplaats is vol. En lang niet allemaal 4x4's, er staan ook hele kleine autootjes en grote campers tussen. En zelfs een busje waar een groep Japanse toeristen uitstapt. Tot zover off the beaten track dus.
Maar de wandeling smaakt er niet minder om. In een kleine twee uur lopen we eerst over de velden tussen de schaapjes, dan over een hangbrug over de grijsblauwe rivier, door het mos-en-varen-bos de berg op, tot we aan het eind uitkomen in een soort amphitheater. De tribunes zijn gevuld met ondoordringbaar groen, de orkestbak ligt vol manshoge rotsblokken, in de coulissen kletteren tientallen watervallen naar beneden en op het hoofdpodium hangt de Rob Roy Glacier over een steile rotswand. In de lucht vliegen kea's rondjes, kraaiend van plezier.
Zittend op een rots eten we onze boterhammen en genieten we van de voorstelling. Het is een lange rit en een pittige wandeling, maar zo'n brok smeltend ijs op een rots is het meer dan waard.
Als we begin van de avond terug zijn in Wanaka zijn we moe. Niet zozeer van deze dag, maar wel van de slijtageslag die we de afgelopen weken voor onszelf georganiseerd hebben. We doen geen boodschappen, gaan toeristiek uit eten en duiken daarna snel de tent in. Als we ons bezinnen op de planning voor de resterende dagen, besluiten we dat we het, nu het nog kan, toch maar eens een klein beetje rustig aan gaan doen. Morgen dus een rustdag. En uitslapen!
30 Januari
De rustdag begint al vroeg. De tui in de boom naast onze tent begint bij de eerste zonnestraal te fluiten. Hard te fluiten. Heel hard. Het is een eenvoudig wijsje van drie tonen, maar meneer kan er niet genoeg van krijgen. Met minimale variaties in het ritme houdt hij het zeker een uur vol. En iets verderop vult een ander vogeltje de spaarzame stiltes in zijn betoog. Het is het atari-vogeltje, dat klinkt als een oude spelcomputer. Game Over? Nee, toch een Bonus Level.
Na de was en een boodschapje zetten we ons aan ons huiswerk. Het blog loopt hopeloos achter, honderden foto's moeten uitgezocht worden, we moeten een hotel boeken in Christchurch, Auckland en Kaapstad, mailtjes beantwoorden, kortom: niks geen rustdag. Maar we hoeven vandaag in ieder geval niet te wandelen.
Als we 's avonds met ons eten uit de keuken naar de tent lopen, staat een oude bekende breed glimlachend naar ons te zwaaien. Martin en Manu, het Duitse stel dat we op kerstavond in de hut bij Tongariro ontmoet hebben, staan met hun kampeerbusje naast ons. Kleine wereld.
Na het eten werken we ons met zijn vieren door de wijnvoorraad heen. We hadden ze een kopietje gegeven van onze favoriete reisgids, de Frenzy Guide, en ze zijn ons er erg dankbaar voor. We blijken veel van dezelfde hoogtepunten te hebben bezocht. Dezelfde wandelingen, dezelfde strandjes, dezelfde campings. Een paar dagen eerder stonden zij op de camping van Kinloch, terwijl wij nog geen honderd meter verder in de lodge zaten. Verdomd aardige lui, een goed logeeradres voor als we eindelijk weer eens door zuidelijk Duitsland onderweg zijn naar Maurice en Annika in Zürich.
31 Januari
We verlaten zonnig Wanaka en gaan op weg naar de westkust. We rijden over de Haast Pass, de laagste van de drie passen over de Alpen. Onderweg zijn er heel veel watervalletjes te bewonderen, maar die slaan we allemaal over. We beginnen verzadigd te raken, merken we. Wel stappen we nog even uit voor een ommetje langs de Blue Pools, die hun naam volledig waar maken. Mooi blauw. Mooie poeltjes ook.
Eenmaal over de pas verandert het landschap. Het verschil tussen de droge bergen rondom Wanaka en de regenwouden op de bergen bij Haast is groot. En ook het weer is anders. We gaan van een strak blauwe hemel weer de bewolkte wereld in. Het is warm en klam.
Bij Monro Beach maken we een een wandelingetje naar het strand. Bij de parkeerplaats staan een paar varkentjes achter een hek heel schattig te knorren. Vanaf daar lopen we in drie kwartier door het regenwoud naar de zee. Als je mazzel hebt kun je op het strand de zeldzame Fjordland Crested Penguin tegenkomen. Wij hebben géén mazzel. De enige beesten op het strand zijn de bloeddorstige sandflies. Het zijn er veel te veel. Na een paar minuten vluchten we terug het bos in.
Eind van de middag arriveren we in Fox Glacier, een afwerkplek voor toeristen aan de voet van de gelijknamige gletsjer. Ze hebben hier motels, lodges, hotels, campings, restaurants, scenic flights, guided tours en een piepkleine convenience store. Gelieve niet langer dan één dag te blijven.
De camping is goed genoeg, het eten in restaurant prima de luxe, en als we in de tent bescherming zoeken voor de sandflies, krijgen we een concert van de kea's die hier in de bomen wonen. Nestor Notabilis is de Latijnse naam van de papegaai. Dat klinkt eerwaardig, maar de bizarre geluiden zijn meer iets van een kwajongen met ADHD. Bijzonder grappig. Als het eenmaal echt donker is houdt hij zijn snavel en kan iedereen rustig gaan slapen.
1 Februari
Gletsjerdag. Omdat het een beetje bewolkt is, rijden we eerst naar de Franz Josef, een half uurtje verderop. Wie weet klaart het op. Onderweg pikken we een lifter op die zich met moeite tussen de rugzakken op de achterbank wringt. Een Nederlandse student natuurkunde is zeven maanden op reis. Keuzevakje zeker ...
De gletsjer is een onberekenbaar en dus gevaarlijk brok ijs. Dichtbij mogen we niet komen. Het wandelingetje brengt ons over de morenen tot op vijfhonderd meter van de tong. Van achter een hekje kijken we samen met alle andere toeristen naar Der Franz. Wij vinden er niet zoveel aan. We hebben ze wel eens mooier gezien, en vooral ook van dichterbij. Overhyped. Een handvol helikopters in de lucht onderstreept dat nog even.
Voor we naar de Fox gaan, rijden we eerst langs Lake Matheson. We lopen een rondje om het meer. Langs alle varens, mosjes, inheemse bomen en de twee viewpoints. Op een mooie dag kun je daar schitterende foto's maken van Mt.Cook, Mt.Tasman en de Fox Glacier en hun perfecte weerspiegelingen in het gladde meer. Wij moeten het vandaag doen met de rimpelige spiegeling van wolken. Maar toch, een leuk ommetje.
Daarna toch nog naar de Fox. We doen hier niet het standaardwandelingetje voor Japanse bustoeristen naar het uitzichtpunt aan de voet van gletsjer, maar een langere wandeling naar een hoger gelegen uitzichtpunt. Het pad stijgt behoorlijk en kruist een brede, rotsige rivierbedding die na een regenbui behoorlijk gevaarlijk kan worden. En ook nu is dat best een uitdaging. Het stroompje is wild en een makkelijke route over de rotsen is er niet. Springen dus, van de ene natte rots naar de ander. Verderop houdt het pad ineens op. Een stuk berg is naar beneden geschoven en heeft een gapend gat achtergelaten. Gelukkig kunnen we door de struiken tóch verder naar het uitkijkpunt.
Het uitzicht op het dal en de Fox maakt de dag in één klap goed. Vanaf het balkonnetje tussen de varens kijken we uit over een kale vallei. Om ons heen fladderen mooie vogeltjes kwetterend van tak naar tak. Hoog op de bergen voor ons ligt een gladde, spierwitte ijsvlakte met zijn lange, blauw glanzende tong over de rand. De gletsjer is een verzameling diepe spelonken en scherpe stekels. Een slapend monster. Aan de onderkant komt een rivier van smeltwater tevoorschijn uit een gapende grot. Met de verrekijker zien we hoe een groep toeristen onder begeleiding over het ijs wandelt. Ook leuk, maar wij genieten van een groots en geweldig panorama, alleen met de vogeltjes, ver verheven boven de massa.
's Avonds laat, als de zon bijna onder is en Jur al met een boekje in de tent ligt, ziet Guus dat de wolken eindelijk opgetrokken zijn. De hele dag lag er een dikke deken over de toppen, maar nu liggen ze te gloeien in het avondlicht. We springen snel in de auto en racen richting de kust, weg van de bergen, zodat we ze beter kunnen zien.
Het is een schitterend einde van de dag. Vanaf een plek in de weilanden zien we de besneeuwde toppen van Cook en Tasman tussen de laatste, roze wolkjes omhoog steken en de Fox gletsjer in de donkergroene jungle tegen de helling geplakt. De Zuidelijke Alpen in volle glorie. Hatsjikidee!
2 Februari
Als we 's morgens vroeg onze natte tent afbreken staat een Chinees heerschap van achterin de zestig op twee meter afstand geïnteresseerd toe te kijken. We glimlachen hem vriendelijk toe. Beetje vreemd, zo ongegeneerd staren, en zo blijven staan in iemands comfortzone, maar goed, het lijkt een aardige baas, laat hem lekker. Misschien heeft hij nog nooit een tent gezien.
Als we de buitentent opvouwen en een handje tekort lijken te komen, biedt hij aan te helpen. Ach, waarom ook niet. Daarna wil hij de binnentent openritsen om even naar binnen te gluren. Guus wenkt dat hij ook door het gaas kan kijken. Grote ogen. Hij gebaart of we het niet koud hebben? Guus laat hem de slaapzakken zien. Hij glimlacht gerustgesteld.
Als we de tentstokken uit de binnentent halen en opvouwen kan hij zich niet inhouden, pakt een van de stokken, en doet gewoon alsof hij erbij hoort.
Inmiddels zijn ook zijn vrouw en kleinzoon erbij komen staan. De vrouw maakt de ene foto na de andere. De kleinzoon spreekt als enige een paar woordjes Engels en vertaalt dat we normaal gesproken de tent netjes oprollen, maar dat we alles vanwege de nattigheid nu in een vuilniszak doen. Het lijkt erop dat ze het begrijpen.
De oude man wijst naar zichzelf en zegt "China" en wijst dan naar ons. "Netherlands" zeggen wij. "Europe?". Ja, dat kent hij wel. "Austria?" zegt hij. Nee. "Italy?". Ook niet. We tekenen een landkaart in de lucht met Duitsland, Frankrijk en "Netherlands". Hij knikt.
Als alles in de auto zit en we wegrijden, zwaaien ze ons uit. Rare jongens. De hele vertoning was voor ons misschien nog wel interessanter en grappiger dan voor de Chinezen.
De tweede attractie van de dag ligt een paar uur rijden naar het noorden en we moeten er op tijd zijn. De Punakaiki Rocks, beter bekend als Pancake Rocks, zijn een bijzondere rotsformatie aan zee. Bij hoog tij, vanmiddag om half twee, klotsen de golven daar zo hard tegen de rotsen dat de spetters je op indrukwekkende wijze om de oren vliegen. Zeggen ze. En het is waar.
De rotspartijen zijn waarschijnlijk ook al mooi als het eb is, maar de beukende zee maakt het extra mooi. Eeuwenlange erosie heeft bizarre sculpturen gesleten in gelaagd zandsteen. Grillige rotspartijen met gaten, spleten, bogen, grotten, schoorstenen en verborgen gangen ontvangen de zee en maken er een mooie show van. Water klotst driftig heen en weer. Uit 'blowholes' tussen de planten stuift regelmatig een wolk de lucht in. Een groot gat verderop maakt af en toe een enorm kabaal, om direct daarna weer minuten stil te blijven. En op sommige plekken knallen de golven zo hard tegen de klippen dat het water omhoog gestuwd wordt en in een explosie van wit schuim uit de diepte tevoorschijn komt. Dat alles onder luid gejuich van de talloze toeristen en het driftig klapperen van de spiegelreflexcamera's. Het is natuurgeweld op een presenteerblaadje. Niet spannend, maar absoluut wél vermakelijk en indrukwekkend.
Na een goed uur golven tellen en spetters fotograferen, gaan we weer op pad. Terug naar het zuiden. Na lunch op een strandje met een gezellige weka en een heleboel ongezellige sandflies rijden we naar Hokitika. Op de camping hebben ze kippen, een varken, twee alpaca's, een geit en twee rare koeien. Leuke plek. Nog leuker is dat honderd meter verderop langs het strand een aantal blauwe pinguïns hun nest hebben. En aan de overkant van de weg is er een bosje met glimwormen.
Als het donker is gaan we eerst op pinguïnjacht langs het strand. Helaas laten de blauwe beestjes zich niet zien. De glimwormen doen minder moeilijk. Een paar honderd larven hangen te stralen in de struiken. Het informatiebordje vertelt dat de wormpjes een paar centimeter lang zijn en dat aan het 'lampje' op hun achterlijf een plakkerige slijmdraad hangt om vliegende insecten te vangen. We hopen dat ze vooral veel sandflies vangen.
3 Februari
We breken de tent af. Het is gelukkig droog, want vandaag is het de laatste keer dat we hem inpakken. Morgen in Christchurch verkopen we de hele handel, dus we maken hem schoon en droog en pakken hem extra netjes in.
Hokitika is dé plek om iets van pounamu (jade) te kopen. Een leuk hangertje voor Guus bijvoorbeeld. Op elke straathoek zit een winkel en atelier, dus er valt veel te kiezen. En dan is er ook nog een winkel die spulletjes verkoopt van possum-bont. Een beetje een gewetensvraag of dat wel mag van de Bont voor Dieren, maar vooruit, het ongedierte is zó lekker warm en zacht ...
Gewapend met authentiek Nieuw Zeelandse souvenirs gaan we weer op pad. Langs de Hokitika Gorge. Groene varens, witte rotsen, blauwe rivier. Net zo blauw als Lake Tekapo. Overdreven blauw dus. We zijn er nog steeds niet op uitgekeken.
Daarna begint de laatste etappe, over Arthurs Pass richting Christchurch. We doen hem in twee delen zodat we onderweg nog rustig van het uitzicht kunnen genieten.
Het eerste stuk is er niet zoveel uitzicht. Het is een bewolkte dag aan de westkust en de toppen liggen in de wolken. Maar als we eenmaal echt omhoog beginnen te rijden breekt de hemel open en zijn we weer terug in de alpenpracht. Zwijgend rijden we voort. Moe van alle avonturen. Weemoedig van het naderende afscheid. In stilte genietend van de laatste bergen.
In Arthurs Pass hebben we volledig uitgerust appartementje in een gezellig oud motel. We gebruiken de ruimte om alle spullen die we morgen gaan verkopen netjes af te wassen en te organiseren. Het is een prima set, we zouden het zelf zo willen hebben.
4 Februari
Als we het motel verlaten en de auto inpakken maken we een praatje met de eigenares. Ze hebben het motel pas drie maanden, maar het gaat goed. Wij waren ook dik tevreden. Het gaat ze lukken, vast en zeker. We laten onze voorraad olijfolie, peper, zout, rijst en meer van die dingen achter voor de schoonmakers. Die zijn er blij mee.
We rijden verder naar het oosten. Aan deze kant van de bergen geen regenwoud, maar droge hellingen. Steile passages worden afgewisseld met enorme vlaktes. We rijden zo langzaam dat iedereen ons inhaalt. Geen haast vandaag, het is twee uur rijden en we hebben de hele dag.
De laatste natuur-attractie is Castle Hill, een verzameling enorme kalkstenen rotsen die uit het weiland omhoog steken. De Elephant Rocks, maar dan een paar maten groter. Een bijzonder landschap. Walhalla voor free-climbers, maar ook hemels voor gewone mensen om een half uurtje in rond te slenteren.
Daarna gaat het onherroepelijk verder naar Christchurch. Terug naar de grote stad. Geen natuurwonders meer. Geen landschappelijk drama. Geen verbluffende uitzichten. Geen oogverblindende gletsjers, watervallen, rivieren, meren en baaien. Geen onverzettelijke bergen, rotsformaties en klippen. Geen sappige valleien, bossen, bomen, varens, mossen. Geen kiwi's, weka's, kea's, tui's. Geen walvissen, geen dolfijnen, geen zeehonden. Geen kuddes koeien en schapen. En geen possums meer en, godzijdank, geen sandflies.
Wat direct opvalt als we Christchurch binnenrijden is dat de wegen slechter zijn dan in de rest van NZ. Veel reparatieplekken en dichtgesmeerde scheuren, lidtekens van de aardbevingen. We checken in bij ons motel, laden alles wat we niet willen verkopen uit en gaan vervolgens de stad in voor, naar later blijkt, onvervalst ramptoerisme.
Voor wie het vergeten is, in september 2010 was er een redelijk zware aardbeving vlak bij Chch. De schade viel mee en er waren geen slachtoffers. Maar toen in februari 2011 de aarde opnieuw beefde was de ramp niet te overzien. Het centrum was veranderd in een puinhoop en bijna tweehonderd mensen kwamen om.
Nu, drie jaar later, is het centrum van de stad nog steeds een rampgebied. Heel veel lege plekken, dichtgespijkerde panden en afgesloten straten. Achter schuttingen wordt voorzichtig een begin gemaakt met de bouw van iets nieuws, maar op veel plaatsen moet eerst nog wat afgebroken en opgeruimd worden.
Omdat een grote stad niet zonder winkels kan, is er een winkelcentrumpje geïmproviseerd door zeecontainers op elkaar te stapelen en her en der een glazen wandje in te zetten of een deur in te lassen. De kleurige blokken hebben wel iets vrolijks en gezelligs, tot je bedenkt waarom het ookalweer nodig was. Maar het is een gezonde dosis wij-laten-ons-niet-kisten op een bedje van life-goes-on, en dat geeft de burger wel moed.
Midden in het verwoeste centrum is een tentoonstelling: Quake City. Een plek waar de bewoners kunnen herinneren en verwerken, en waar bezoekers kunnen proberen te begrijpen wat er gebeurd is. Het is een indrukwekkende verzameling foto's, informatieborden en voorwerpen. De gedeukte spits van de toren van de kathedraal. De deur van een school, met de markering van de hulpverleners erop. Een enorme betonschaar die heel veel afgesloten ruimtes opengeknipt heeft in de dagen na de ramp. En ga zo maar door.
De meeste indruk maakt een documentaire. Inwoners van Chch vertellen wat ze die dag in februari hebben meegemaakt. Momenten van verlammende angst, blinde paniek en onmetelijk verdriet. En van onvermoede heldendaden en onvergetelijke ontmoetingen. Het is een uur video met veel brokken in de keel en vochtige oogjes, op het puntje van je stoel. Wat een verschrikking.
We hebben helaas te weinig tijd om alles rustig te bekijken want we hebben een afspraak. Om zes uur ontmoeten we ene Dave, bij een benzinestation langs de State Highway 1. En hoewel dat heel erg klinkt als een criminele transactie, blijkt Dave een ontzettend aardige gast die met veel plezier een stapel bankbiljetten overheeft voor een berg kampeerspullen. Zonder te controleren of het volledig is, of schoon, of heel, of watdanook gooit hij het achterin zijn auto. We maken nog even een kletspraatje en weg is hij. En weg zijn de spullen die we dik acht weken met ons meegesleept hebben. In een lege auto rijden we terug de stad in. Later op de avond mailt Dave dat hij erg blij is met de spullen. En wij met de dollars.
In het motel doen we een Hele Grote Was en gaan we aan de slag om alle spullen weer netjes in de rugzakken te krijgen. Als dat gelukt is, eten we zoveel mogelijk van het overgebleven voedsel op en gaan we slapen.
5 Februari
Vlak bij het vliegveld leveren we onze auto in. 8850 kilometers hebben we er mee gereden. Hij is er goed vies van geworden, maar verder is er niks mis mee. De verhuurder brengt ons in onze eigen auto naar de vertrekterminal. We zijn veel te vroeg, dus kan Jur mooi wat achterstallig blogwerk doen. We lopen een dikke week achter.
Een paar uur later landen we in Auckland. Geen huurauto dit keer, maar gewoon met de bus naar de stad. Het is goed geregeld, binnen tien minuten zijn we onderweg en een half uur later zijn we downtown, op drie minuten lopen van ons hotel.
's Avond ontmoeten we Karen en Ron. De nieuwe tentstokken waren inmiddels al gearriveerd uit Canada en nu hebben ze ook de rest van de tent weer terug. We bedanken ze met een pak speculaas, origineel Hollandse delicatessen, en trakteren ze op tapas. Het is oergezellig. Jammer dat ze zo ver weg wonen, maar we gaan ze ongetwijfeld nog eens zien. Hier of in Nederland. Ron moet immers toch echt een keer zijn Nederlandse roots opzoeken en de Amsterdamse jazz-scene verkennen.
Terug in het hotel, het is inmiddels nacht, regelen we nog snel wat essentiële zaken voor het volgende hoofdstuk van onze reis. Een hotel in Kaapstad en een huurauto voor de twee weken dat we rond gaan reizen door Zuid Afrika. Guus leest allerlei horrorverhalen over 'carjacking', verkeersongelukken en inbraak. We gaan van een onschuldig vakantieparadijs terug naar de echte wereld. Gelukkig stelt Zuid-Afrika-kenner Patricia haar via whatsapp gerust. Het is nie zo erg nie. Slaap lekker.
6 Februari
Te vroeg op, kort douchen en snel skypen met Boor en Pa en Ma Lachmeijer. Daarna boeken we de vlucht van Johannesburg naar Amsterdam, eind maart. Dat voelt akelig dichtbij.
Om elf uur verlaten we het hotel. We vliegen pas om kwart over zes vanavond, dus we hebben nog wat tijd te doden in Auckland. Een kopje koffie in de haven. Een boterhammetje in het park, met een zwerm mussen en meeuwen om ons heen. Een kort bezoek aan de Auckland Art Gallery. Een colaatje op een terras. En dan de bus naar het vliegveld.
We vliegen via Brisbane en Dubai naar Kaapstad. 33 uur onderweg. Tijdens de vlucht gaat de klok 12 uur terug. Winnen we dus weer tijd. Nóg meer tijd voor nóg meer avonturen.
Nieuw Zeeland is geweldig. Dat hadden veel mensen ons al verteld, maar dat het zó mooi was hadden we toch niet verwacht. Een land bomvol groots en meeslepend natuurschoon. Maar ook vol kleine geneugten. Een paar kleine dingen die we enorm gaan missen:
- de vreemde vogelgeluiden, vooral die van de tui
- de kleur van de zee, vooral aan de oostkust van het Zuider Eiland
- de overal aanwezige, verrassend schone, openbare toiletten
- de grote, dikke stukken stevige drop, beter dan in Nederland
- het soms onverstaanbare accent van de kiwi's
- de groengele bordjes van de DOC
- de eindeloze tweebaans slingerwegen
- de schone lucht
Ja, we komen zeker nog een keer terug. En misschien doen we het dan iets rustiger aan. Als het lukt.
-
08 Februari 2014 - 08:48
Helma:
Lieve schatten,
Wat zullen jullie dit geweldige land gaan missen..
Een goed idee om een keer terug te gaan en een jaar de tijd te nemen???
Jullie zitten intussen in SA. Wat zal dat anders zijn.
andere mensen, andere natuur, dieren, geluiden, geuren en omgangvormen.
Neem vooral de tijd...
Heel veel liefs Martinus, Jeroen en Helma -
08 Februari 2014 - 09:25
Matthijs:
Leuk om speciaal dit verslag te lezen! 2 jaar geleden fietste ik van Queenstown via Wanaka en Haast naar Greymouth. Adembenemend (en tevens ook daarin de natste dag ooit op een fiets, het heet niet voor niets regenwoud). Veel plezier in Zuid Afrika, -
08 Februari 2014 - 16:05
Paula:
Een feest van herinneringen het lezen van jullie blog. Al die namen komen terug en vooral ook die adembenemende schoonheid van de natuur. Overigens zeer beeldend beschreven. En ja, die sandflies, wat een rot beesten waren dat, gek werd je er soms van. Een schitterend verslag en we zijn benieuwd naar jullie verdere avonturen. We gaan het nog missen, onze zaterdagochtend lectuur. Kunnen jullie niet wat langer op vakantie blijven?
-
09 Februari 2014 - 21:01
Patricia:
Nu weet ik het zeker..... we moeten definitely eens onze vakantiebestemming veranderen met ons gezin!! Prachtige verhalen en foto's. Ben zelfs een beetje bang dat Afrika een beetje bleekjes (flauwe woordgrap ;-)) zal afsteken bij Nieuw Zeeland. Hopenlijk hebben jullie een goede reis gehad naar mijn favoriete continent en gaat het autorijden meevallen! Wij hebben in ieder geval nog nooit iets vervelends meegemaakt on tour met de auto. Ja, een keertje een bekeuring voor te hard rijden (eigen schuld dikke bult....) en troffen natuurlijk een goudeerlijke politieman die het niet handje contantje wilde regelen, maar ons meenam naar het politieburo om het daar (met een betalingsbewijs) officieel te regelen, dus...... er is hoop!! Ben heel benieuwd wat jullie daar allemaal gaan doen en zie uit naar jullie verhalen uit Afrika! Heb een baie goeie reis!! Liefs Patricia -
12 Februari 2014 - 21:08
Karel:
Naast de mooie natuur hebben julie hebben het in elk geval erg gezellig samen ! In Nederland is het ook gezellig en erg nat... Groetjes en tot in het voorjaar ! -
24 Februari 2014 - 23:06
Charlotte:
Lieve Guus en Jur,
nog lang niet alles gelezen, maar waar ik aan toe kom: steeds geweldig, beeldend en humoristisch beschreven! Wat een reis! Ik zit ook meteen helemaal terug in de tijd in NZ (1998!) bij het lezen van dat deel. Ja een prachtig land vol afwisseling. Gelukkig maar dat het ook na het mega-natuurschoon van de Himalayas nog zo de moeite waard was;-)
Geniet van jullie laatste maand!
Veel liefs (vanuit Oostenrijk, ook best mooi hier hoor) Charlotte
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley